dinsdag 30 juni 2015

Godenwijn, abdijbier en geneeskrachtig water

De komende dagen gaan we een paar dagen op pad richting Zuid Toscane, de Val d'Orcia en Umbrië (Castiglion del Lago). Einddoel is onze vriendin Sylvietta (Sylvia) van der Male opzoeken, die tegenwoordig in Umbrië werkt en woont. 
Voor wie nog eens naar Umbrië op vakantie wil: Neem contact op met Sylvia, via haar bedrijf Villa in Umbria regelt ze de leukste vakantiehuizen en aktiviteiten. (Www.villainumbria.com), ook houden ze een leuke blog bij met informatie over Umbrië waar je je op kunt abonneren: http://www.villainumbria.com/nl/umbrie-blog.

We vertrekken om 9 uur en nemen nog even snel een cappuccino en dolce bij de bar in Fabbrica. Helaas zijn ze daar wel aardig bij de bar maar volgens mij is de bar het afgelopen jaar van uitbaters veranderd en nu maken ze verreweg de minste cappuccino in de buurt. Jammer, want dit was toch wel onze favoriete stop voor tochtjes waarbij we via Fabbrica vertrekken.

Het landschap maakt dan wel weer veel goed, zodra je Fabbrica uit bent en richting Volterra (of San Gimignano) rijdt dan zit je midden tussen de goudkleurige heuvels. Schitterend.
Even voorbij Siena bereiken we de SS2, de strada statale die, voor een deel, nog één van de oude tracées van de orspronkelijke Romeinse hoofdwegen volgt, namelijk de oude via Cassia. (Een ander tracée van een oude Romeinse weg hier in de buurt is de via Aurelia) De weg slingert zich door het pittoreske landschap en we komen langs sfeervolle plaatsen als Buonconvento. Hier zijn we een paar jaar geleden al geweest, dus dit keer stoppen we hier niet. Ik kan echter een bezoek aan dit leuke plaatsje van harte aanbevelen.


Zo'n 10km verder rijden we het fantastisch mooie landschap van de Val d'Orcia binnen en verlaten we de via Cassia in de richting van Montalcino. Dit dorp is vooral bekend door de strijd tussen Florence en Siena en natuurlijk vanwege de wijn, de heerlijke Brunello di Montalcino en de iets eenvoudiger en minder gecompliceerde Rosso di Montalcino.
Montalcino was waarschijnlijk al bewoond ten tijde van de Etrusken en wellicht al sinds het Paleoliticum. Bekend werd het echter door de diverse belegeringen door de Medici en door de legers van Siena. De eerste vermelding van de plaats is in een document waarbij Lodewijk de Vrome (zoon van Karel de Grote) het grondgebied schenkt aan de abdij van Sant'Antimo (zie verderop).

In 1260 kwam het dorp onder heerschappij van Siena na de slag bij Montaperti. De Sienesi hadden het lang voor het zeggen maar regelmatig braken er schermutselingen uit tussen de rivaliserende steden, waarbij de ene keer Siena de overhand had en de andere keer Florence (de Medici). In 1555 kwam de stad definitief onder de heerschappij van de Medici. Het was het laatste bastion van Siena dat viel, dit is ook de reden dat tijdens de beroemde Palio van Siena het vaandel van Montalcino altijd wordt meegevoerd.



Montalcino is een leuk, niet al te groot stadje waar het toerisme vanzelfsprekend vooral in het teken van de beroemde wijn staat. We vinden een leuk klein restaurantje waar we heerlijke crostini en pasta eten. Tortellini met ragout di cinghiale (wildzwijn) voor Paul en ravioli met tartufo en noci (truffel en walnoten) voor mij.


Na de lunch lopen we nog even door de kronkelende straatjes en brengen nog een bezoekje aan de Rocca, het kasteel waarvan de bouw in 1361 begonnen werd. Eigenlijk waren dit soort verdedigingswerken door de opkomst van de artillerie in de 15e eeuw al overbodig. Maar desondanks werd het toch nog bij diverse belegeringen van de staf in de eeuw daarna verdedigd. 

Na het bezoek aan de Rocca rijden we door het prachtige landschap (een soort patchwork deken van diverse lapjes landbouwgrond in diverse kleuren) richting de abdij van Sant'Antimo. Dit is een schitterende Benedictijner abdij in Romaanse stijl die, zoals de gidsen dat zo mooi noemen, "in splendid isolation" midden in het Toscaanse landschap van velden, olijfgaarden en beboste hellingen ligt. 


De abdij bestond in ieder geval al in 841 en volgens de overleveringen zou de abdij gesticht zijn door Karel de Grote toen de maagd Maria hem een kruid aanwees dat hij moest drogen en waarvan hij thee moest trekken zodat zijn legers gered werden van een vervelende ziekte met buikloop en overgeven. De kans is groot dat het koken van het water overigens meer effect heeft gehad dan het trekken van de thee van de gedroogde kruiden. Een reden waarom men in die tijd ook vooral bier (aanzienlijk minder sterk overigens dan nu) dronk in plaats van water.
Hoe dan ook, de manschappen waren van hun buikloop af en Karel de Grote stichtte uit dankbaarheid de abdij. (Vooropgesteld dat het verhaal klopt natuurlijk, want die monniken waren indertijd ook al vrij goed in het bedenken van PR verhalen).


Hoe dan ook, de abdij was gunstig gelegen op een kruispunt van diverse pelgrimsroutes en had daardoor veel aanloop. Met name de ligging aan de Via Francigena, de pelgrimsroute naar Rome, droeg bij aan de populariteit en inkomsten. Na ca 1220 echter, toen de invloed van Siena groter werd raakte het klooster uit de gratie en verloor het veel van haar grondgebied. Na 1493 stond het klooster bijna 500 jaar leeg en werd het gebruikt als bron voor bouwmateriaal voor andere gebouwen. Tegenwoordig is de abdij weer bewoond, door een groepje preamonstratenzer monniken, geimporteerd uit Frankrijk.


Van het oorspronkelijke klooster is weinig over, maar de kerk is in al haar glorie hersteld. De zuilen hebben mooie kapitelen, waarvan er één duidelijk uitspringt, een kapiteel met een scene van Daniel in de Leeuwenkuil. Deze deed me heel sterk denken aan de prachtige kapitelen die we in de Bourgogne, in Cluny hebben gezien. Niet zo verwonderlijk aangezien bleek dat deze is gemaakt door de zogenaamde meester van Cabestany die ook veel kapitelen maakte voor Benedictijner kerken in Frankrijk en Spanje.

Na het bezoek aan de abdij nemen we het zekere voor het onzekere en nuttigen we in het winkeltje waar ze boekjes verkopen over het complex maar snel een abdij biertje, je weet maar nooit met dat water...


We besluiten de dag af te sluiten met een bezoek aan Bagno Vignone. Een plaatsje dat ons altijd van harte wordt aangeprezen door onze vriend Dick van Loon (http://www.italie.viadick.nl). 



Bagno Vignone is een heel klein plaatsje, eigenlijk een gehucht, bij San Quirico d'Orcia dat op zich niet zo bijzonder zou zijn, ware het niet dat de Medici hier een Renaissance bad met thermaal water aanlegden dat het hart van het dorp vormt. Waar andere plaatsen een centraal plein hebben heeft dit dorpje een enorme "piscina" compleet met kapelletje, een loggia met bogen en diverse Palazzi die om het thermaalbad (La Piazza delle Fonte) gegroepeerd zijn. Het bassin is 29 bij 49 meter en volledig ommuurd.
Overigens waren de Medici niet de eersten die de geneeskrachtige werking van get eaterr ontdekten want Bagno Vignone is al sinds de Romeinse tijd bekend om de helende werking van het water.


Niet zo verbazingwekkend overigens dat de Medici dit thermaalbad aanlegden als je weet dat het sulphur houdende water vooral een goede remedie is tegen o.a. reuma en dat diverse telgen van de Medici familie gebukt gingen onder zware jicht aanvallen (een ziekte die sterk verwant is aan reuma). Ook Pius II en Catharina van Siena kwamen hier een bad nemen.


Het hete water bubbelt nog steeds omhoog in de ondertussen weer volledig in de oude glorie gerestaureerde "piscina" maar tegenwoordig is het streng verboden om in het water te komen.
Er zijn echter nog wel enkele hotels met een eigen zwembad en aan de voet van de heuvel zijn diverse herstelde basins waar het mogelijk is om een gratis bad te nemen in het, behoorlijk onwelriekende, water.


Wij stellen ons echter te vreden met een aperitivo met uitzicht op het pittoreske centrale bassin en daarna een lekker diner bij Osteria del Leone.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten